Bijen en Bestuiving

De Honingbij

Honingbijen behoren, samen met de hommels, wespen en mieren, tot de vliesvleugelige insecten. Bijen zijn het sociale insecten, dat wil zeggen dat ze in kolonies leven.

De Buckfast bij

In het verleden was het gebruikelijk dat er bijen werden gehouden en honing geproduceerd op abdijen en kloosters voor het onderhoud van de monniken. Totdat tussen 1915 en 1922 de gehele populatie inlandse zwarte bijen uitstierf in Engeland door de tracheëm-mijt.

Broeder Adam, de abdij-imker van de Buckfast Abbey, ontdekte dat kruisingen van de Engelse inlandse zwarte bij met de Italiaanse bij, ongevoelig waren voor deze tracheemijtziekte.

In zijn verdere zoektocht naar betere bijen die met weinig inspanning van imkerszijde veel honing op konden brengen, besefte hij dat de ideale bij alleen verkregen kon worden door verschillende rassen met elkaar te kruisen.

Na zo’n 70 jaren telen, kruisen en selecteren heeft dat geresulteerd in de Buckfast bij.

Ook wij houden Buckfast bijen. 

Wil jij meer weten over hoe wij om gaan met onze bijen en wat Buckfast materiaal voor jou kan betekenen, lees dan verder.

Bijenteelt

De bijen die wij inzetten voor de bestuiving en de honingproductie worden geteeld op onze imkerij. Hiervoor gebruiken wij dus de Buckfast bij. Voor onze imkerij worden bijenvolken opgezet met afstammelingen van raszuivere Buckfastkoninginnen die we deels inkopen en deels zelf produceren. De eigen bijenteelt van raszuivere koninginnen zijn nageteelde koninginnen die wij voor een raszuivere bevruchting naar een van de Buckfastbevruchtingsstations in Nederland sturen. Hierdoor blijft het zuiver en blijven de bijen de voor de Buckfast zo herkenbare eigenschappen het best behouden.

Bijenvolken inzetten voor bestuiving

We hebben inmiddels ruim 200 bijenvolken en vernieuwen jaarlijks dit hele bestand vanuit eigen bijenteelt. Daarom werken we met 13 bijenstanden waar maximaal 20 bijenkasten bij elkaar staan. Op deze manier hebben alle volken voldoende ruimte om zich te ontwikkelen en beperken we het risico dat er een ziekte in een bepaalde bijenstand de gehele populatie zou besmetten of zou stilleggen. Daarnaast is er op deze manier ook voldoende voedsel voor de bijen, nectar en stuifmeel, om een gezond volk op de bouwen.

Wij verzorgen vanuit onze imkerij de bestuiving van tal van producten,oa: rode bessen, bramen, framboos, aardbei, courgette, aubergine, appel en peer. Bijenvolken die worden geplaatst voldoen aan de daaraan gestelde eisen zodat de bestuiving prima verloopt. We kijken de bijen tijdens de bestuiving regelmatig na zodat we ervan verzekerd zijn dat hun prestatie aan de verwachtingen voldoet.

Hoewel een bij van nature vriendelijk en rustig is, werken wij voor de bestuiving met de Buckfastbij. Omdat deze uitermate vriendelijk is komt het zelden voor dat personeel in de kas of in het open veld last heeft van een bij.

Bestuiving, hoe werkt het?

Bloei, bestuiving en bevruchting spelen een essentiële rol bij de vorming van vruchten. De omstandigheden waar bestuiving gebeurt zijn doorslaggevende factoren voor het resultaat van de fruitoogst. Een fruitteler kan dus maatregelen nemen om bestuiving en vruchtzetting te optimaliseren. Zoals bijvoorbeeld de aanplant van voldoende bomen van elkaar goed bestuivende rassen en de juiste teeltmaatregelen. De bestuiving kan daarnaast nog verbeterd worden door de inzet van bijenvolken.

Stuifmeel wordt gevormd in de helmknoppen van de meeldraden. Wanneer deze helmknoppen rijp zijn komt het stuifmeel vrij. Bestuiving is het overbrengen van stuifmeel van de meeldraden naar het kleverige stempeloppervlak van de stamper. Voordat de bevruchting plaats vindt moet de pollenbuis, die uit de stuifmeelkorrel groeit, door de stijl van de stamper naar het vruchtbeginsel groeien. Uit de stuifmeelbuis komen 2 mannelijke geslachtscelkernen; één versmelt met de eicel tot het embryo of de kiem. De tweede celkern versmelt met 2 poolkernen tot het endosperm dat het reservevoedsel vormt in het zaad. Het gehele vruchtbeginsel groeit uit tot vrucht.

Het bestuivingsproces

Planten zijn afhankelijk van wind, water of dieren voor bestuiving. Wind en dieren zijn het belangrijkst en dan met name de insecten. Bij sommige planten zoals grassen en hazelaar zijn de bloemen speciaal ingericht voor bestuiving met behulp van wind. Deze kenmerken zich met bloemen met weinig kleur en weinig tot geen nectar. Verder hebben ze een groot stempeloppervlak en produceren ze veel stuifmeel dat licht van gewicht is. Door de wind bestuiving komt de naam stuifmeel hier tot zijn recht.

Bloemen van fruitteeltgewassen zijn ingericht voor insectenbestuiving. De grens tussen windbestuiving en insectenbestuiving is niet altijd scherp te trekken. Wind kan natuurlijk altijd ook een bijdrage leveren aan de bestuiving van fruit. De bloemen die zijn ingericht voor de bestuiving door insecten hebben de volgende kenmerken;

  • ze zijn vaak groot of hebben grote bloeiwijzen en zijn rijk van kleur;
  • ze produceren meestal nectar en geurstoffen;
  • ze produceren minder stuifmeel dan bloemen die afhankelijk zijn van windbestuiving;
  • ze bezitten stuifmeel dat snel plakkerig wordt of al plakkerig is.

 

Kruisbestuiving en zelfbestuiving

De meeste appelrassen hebben kruisbestuiving nodig; dit houdt in dat het stuifmeel van een ander ras nodig is voor een goede vruchtzetting. Voor kruisbestuiving is een gemengde aanplant van elkaar bestuivende rassen nodig.

Zelfbestuiving is bestuiving binnen één plant. Omdat bij fruit alle bomen van een ras erfelijk gelijk zijn (allemaal enten van éénzelfde oorsprongsboom), kun je ook bestuiving van een buurboom van hetzelfde ras zelfbestuiving noemen. Ook de grens tussen kruisbestuiver en zelfbestuiver is niet altijd even duidelijk. ‘Golden Delicious’ is hier een voorbeeld van: onder normale omstandigheden is het een kruisbestuiver. Bij warm weer tijdens de bloei wordt het echter een zelfbestuiver.

Wanneer er onvoldoende bomen van elkaar bestuivende rassen geplant zijn, kan er te weinig ‘vreemd’ stuifmeel aanwezig zijn. Tenminste 10% van de aanplant dient te bestaan uit bestuivende rassen. De bloeitijden van de productierassen en de bestuivende rassen moeten voldoende samenvallen. De kiemkracht van het stuifmeel is niet van alle rassen even groot. Stuifmeel van triploïde rassen zoals het appelras ‘Schone van Boskoop’ is niet of nauwelijks kiemkrachtig. De aanplant van extra bestuivende rassen is dan noodzakelijk.

Het weer speelt in de bloeitijd ook een grote rol. Bij regen verdwijnt al het stuifmeel uit de lucht, door lage temperaturen wordt het proces van bloei, bestuiving en vruchtzetting ook sterk afgeremd.

Zorgen om de bij en bijensterfte voorkomen

Met grote regelmaat is in diverse media te lezen over hoe slecht het gaat met de honingbij. Er is nog veel onderzoek nodig om tot de oplossingen die nodig zijn te komen om de bijenpopulatie in Europa in stand te houden. Wij als Nederland hebben hierin een belangrijke rol, maar zonder samenwerkingen is het ook voor Nederland niet mogelijk om met voldoende effectieve oplossingen te komen.

Alleen als we de handen ineen slaan kunnen er oplossingen komen die er toe doen. Om een steentje bij te dragen vernieuwen we jaarlijks 100% van het ratenbestand van de bijenvolken. Raten worden door bijen zelf gemaakt van door hen zelf geproduceerde bijenwas. In de cellen van die raat wordt behalve honing opgeslagen, ook de eitjes door de koningin gelegd. Tijdens het popstadium, van larve naar bij blijft er een vliesje (poppenhuid) achter in de cel. Door het bijenseizoen heen worden deze cellen continue belegd en wordt de raat donkerder. Tussen al deze vliesjes kunnen bacteriën en virussen zich gemakkelijk nestelen en zijn ze een bron van ziekten voor de bijen. Om deze reden laten we de bijen maximaal één winter op dezelfde raten overwinteren.

Naast de raatvernieuwing is het ook van belang een goede varroa bestrijding toe te passen, om te zorgen dat de bijen met zo min mogelijk risico kunnen ontwikkelen. Wij gebruiken daartoe alleen organische zuren, die van nature ook al in bijenvolken voorkomen.

We bestrijden door het jaar heen op verschillende manieren, maar starten bij de bijenteelt van nieuwe bijenvolken. Hierdoor zijn deze nieuwe bijenvolken vrij van mijten. Door de start op nieuwe raten en zonder varroamijten, ontwikkelen deze volken uitstekend en hebben we nauwelijks last van wintersterfte.

Meer weten, wil je gebruik maken van onze bijen of heb je behoefte aan advies?

Dat kan, neem vrijblijven contact op, wij denken graag met je mee. Door onze uitgebreide kennis en ervaring ben je bij ons aan het juiste adres.

Meer weten? Kijk dan op een van onze andere pagina’s

 

Meer weten over
‘Kunststraat en Kasten’

 

Meer weten over
‘Bijenproducten’

 

 

Meer weten
‘Over ons’